NOORDIJK – Zo’n zeventig jaar geleden was hij al bijna uitgestorven: de Nederlandse landgeit. Maar liefhebbers zijn de dieren gaan fokken en sindsdien is zowel het aantal liefhebbers als het aantal landgeiten gegroeid. Afgelopen zondag was in Noordijk een keuring. “Dat is een mooie kop, lekker bol en een mooie neus”, zegt Johan Vennedunker, terwijl hij naar een landgeit kijkt.
Het klinkt bijna als een liefdesverklaring. Vennedunker is dan ook al jaren gek op de Nederlandse landgeit, die vroeger vooral werd gefokt omdat het een goedkoop alternatief was voor rundvee. “Deze geiten werden vroeger vooral gehouden als melkgeiten. Ook voor hun vlees werden ze gebruikt. Deze dieren zijn ook gemakkelijk te houden en waren relatief goedkoop. Daarom werden ze ook armeluiskoeien genoemd”, legt Vennedunker uit.
Zachtaardig en eigenwijs
De landgeiten hadden vroeger zeven dagen per week mensen om zich heen, op en rond de kleine boerderijen. Dat maakte ze tot zachtaardige dieren. Anita Seele houdt anno nu nog steeds landgeiten en kent nog een typische karaktereigenschap van de dieren. “Ze kunnen behoorlijk eigenwijs zijn. Zelf vind ik dat alleen maar leuk, want volgens mij ben ik dat zelf ook wel. Verder eten ze bijna alles aan groenvoer. Zelfs distels laten ze niet staan, dus dat is heel handig qua onderhoud van een stuk grond.”
Fokprogramma voorkomt einde van geit
Nadat zo’n honderd jaar geleden bleek dat andere geitenrassen meer melk produceerden, stierf de Nederlandse landgeit bijna uit. Toen er nog maar een paar exemplaren over waren, zijn liefhebbers gaan fokken. Inmiddels zijn er weer een paar duizend Nederlandse landgeiten. Ze hebben als voordeel dat ze heel goed tegen een wisselvalig klimaat kunnen, zegt dierenarts en geitenfokker Erwin de With. “Deze geiten hebben bepaalde lichaamskenmerken. Dat is met name de beharing, ze hebben een soort onderwol die andere rassen niet hebben, en daarover dus hun lange haren als dekvacht. Als het regent, druipt het water langs die lange haren weg en de wollen ondervacht zorgt dat de geiten het niet koud krijgen. Het zijn dus geiten die perfect aangepast zijn aan het Nederlandse weer.”
